Nostalgie en moedige ondernemers in Senegal

Jullie waren het waarschijnlijk inmiddels vergeten – wij ook bijna – maar lang geleden waren we dus aan het reizen in Afrika en schreven daar dan een blog over. We zijn alweer meer dan vier maanden in Nederland, maar met zoveel leuk bezoek, uitjes, minivakantie Zwitserland, werk (betaald, Frank) en vrijwilligerswerk (Stina) en projecten (hier in de flat en in Gambia, opstarten groente- en fruitgaarde) en andere klusjes voor onszelf en anderen, cursussen (WordPress voor Frank en Portugees voor Stina) nog geen tijd gehad – nou ja, eerlijk, niet GEMAAKT! – om de blog over de laatste periode in Senegal te schrijven. Maar hier komt die dan toch eindelijk!

We waren gebleven in het uiterste zuidoosten van Senegal, bij de initiatierituelen. Waar het zo snikheet was (ca. 50 gr.) dat Frank zei toen ik voorstelde om nog ergens anders naartoe te gaan daar in die regio: ik ga nog maar een richting op, naar de kust! Naar een verkoelend zeebriesje in plaats van in die verzengende hitte te blijven. Frank was er helemaal klaar mee. En ik ook wel eigenlijk.
Dus plankgas, zeg maar 35 km/uur, naar Kedougou, waar geen camping is en we bovendien wel erg toe waren aan airco, dus verbleven in hotel Relais de Kedougou. Duur hotel zonder gasten, aardige kamer, maar de wc spoelde niet door… En het bleek de enige kamer te zijn die een beetje koel was, omdat de airco daar aan had gestaan. Uiteindelijk lukte het de receptionist om na een uurtje ofzo de wc te repareren. Dus nog een uurtje in de hitte moeten doorbrengen. Daar ook wat gegeten in het restaurant. De keuze was weer reuze. Friet met kip of friet met kip. Na lang dubben kozen we het laatste. Het was een hotel voor jagers! Op een bord stond geturfd wat men zoal had geschoten. Ik heb niet gekeken, vond het te bizar. Of was ik gewoon te loom?

De volgende dag, 20 mei, naar Velingara gereden omdat daar weer een campement was, Lewal. Stelde weinig voor, maar we mochten voor het douchen en toilet gebruik maken van een kamer, en dat is altijd erg prettig. En we konden er net in de schaduw staan. De eigenaar was een zeer energieke Senegalees die druk bezig was met allerlei nieuwbouw die hij ons trots toonde. Mooie bungalows en kamers! Best bijzonder op zo’n afgelegen plek, maar hij zei dat iedereen op weg naar Guinee langs Velingara komt, dus hij zag de toekomst rooskleurig in. We zullen het zien als we hier weer terugkomen in januari, op weg naar Guinee dan dus! We zijn heel benieuwd of er dan veel gasten zijn. Nu waren wij de enigen. Tijd met deze man gesproken, een echte ondernemer, die Senegalezen maar lui en veel te weinig ambitieus vond.

De volgende dag geluncht in Kolda bij hotel le Firdou, een fraai hotel met mooi zwembad en een mooie tuin waar we heerlijk konden zitten. Doorgereden naar Oussouye en daar verbleven op camping/pension Aljowe. Een heerlijke plek onder een grote boom, prima douche en toilet, alles netjes, alles privé want weer geen andere gasten, zeer aardige, gastvrije eigenaresse (getrouwd met een Zwitser die er ook was), alles top dus en dat voor €3 per nacht! Je kon er ook nog erg lekker eten en er was zelfs keuze uit verschillende wijnen.

Cashewboom

Hier hebben we in totaal vier nachten gestaan. We hadden het erg goed naar onze zin. Lekker rustig, alles wat je wilde aanwezig: schaduw, zelfs een overkapte plaats met tafel waar we konden eten (alle andere dagen gewoon weer zelf gekookt) en zitten lezen, af en toe gezelschap van mensen en kinderen die er cashewnoten kwamen rapen, een marktje een half uur lopen verderop om inkopen te doen, wat wil je nog meer?

Op 25 mei naar Ziguinchor gereden, de grootste plaats in de Casamance. Wat is die Casamance toch schitterend, met al dat water en de vele bomen, een hele groene, vruchtbare regio.
In Ziguinchor naar de supermarkt gegaan voor wat luxe producten zoals kaas en jam. Ik vroeg daar waar we het beste vis zouden kunnen kopen en dat is dan altijd weer grappig, want het antwoord was uiteraard: hier! Echter, nergens vis te bekennen in die supermarkt, daarom vroeg ik er ook naar natuurlijk. Maar dat wordt, zoals zo vaak in Afrika, ook opgelost, want binnen een paar minuten stond er een man binnen die wel vis voor ons kon regelen. Wat we dan wel wilden hebben. Uuuuh, nou, wat was er zoal? Nou, tong, kreeft en gamba’s en kapiteinsvis en nog heel veel meer. Wat een feest zeg! Gekozen voor 2 tongen, 2 ons gamba’s, super vers dus, en dat voor de prijs van €9 totaal.
Nog gezocht naar het restaurantje waar ik in 2004, tijdens mijn afstudeeronderzoek, wel eens kwam als ik naar Ziguinchor ging om geld te pinnen en te internetten, de enige plaats in de Casamance waar deze twee dingen destijds konden. Ik meende het restaurant, Le Kassa, te herkennen, hoewel het wel veranderd was. Daar geluncht, een menukaart met best veel keuze en het was er ook gewoon allemaal wat er op de kaart stond. Opeens weer in de bewoonde wereld met allerlei comfort, het blijft wennen als je zo reist door afgelegen gebieden zonder faciliteiten.
Hier ook naar de garage geweest voor een nieuw luchtfilter en een kleine reparatie te laten doen. Gezellig gekletst met de bewaker – elk wat groter bedrijf heeft altijd een bewaker – die me vertelde dat het niet moeilijk was om te vasten. Ik vroeg hem daarnaar, het was ramadan, omdat het daar bij de ramadan niet om gaat, het gaat om de zelfbeheersing en het inlevingsvermogen in de situatie van de armen. Het werd me echt duidelijk dat dat niet eten en drinken, waar wij zo door geobsedeerd zijn, bij hen een middel is. Zeker geen doel op zich en ze daar ook niet zo op gericht zijn. Het gaat om het tot inkeer komen, niet om jezelf te kwellen, zoals het in onze ogen lijkt. Hij vond het ook niet moeilijk om niet te eten of te drinken, leek zelfs wat verbaasd dat ik daarnaar vroeg, reageerde zo van, o ja, dat komt er ook bij kijken. Voor ons is ramadan niet eten en drinken, voor moslims behelst het veel meer.

We zijn doorgereden naar de felbegeerde kust, waar het inderdaad minstens 10 gr, koeler was, zeer aangenaam! We hadden gelezen over een camping mooi aan zee, in Diembering, maar konden die aanvankelijk niet vinden. Een jongen vroeg ons wat we zochten, camping Le Casa dus, en hij zei ons dat we door moesten rijden. Maar het was een vrij onbegaanbaar zandpad. Dus we twijfelden. Toen begon hij voor ons uit te rennen, alsmaar door, echt ongelooflijk in die warmte (weliswaar was het er koeler, maar toch echt nog wel heel warm, alles is relatief). Wij reden maar door het zand, dachten echt, waar komen we terecht? En toen was er opeens toch een lodge! Heel bijzonder, echt in een uithoek! Geen idee hoe mensen daar moeten komen zonder 4×4. De jongen die ons had geloodst en heel dat stuk heuvel op, heuvel af had meegerend kwam hijgend en lachend naar ons toe. De poort was dicht en het leek ook alsof er niemand was, maar er kwam een hele vriendelijke rasta aan die de poort voor ons open maakte. Mooi terrein met veel groen! Helaas was de zee niet te zien, wel te horen. We kregen weer een kamer toegewezen om te douchen en naar het toilet te gaan. Prima dus!
De jongen die ons had gegidst vertelde nog heel enthousiast dat er in januari prachtige feesten werden georganiseerd in zijn dorp en hij nodigde ons van harte uit daarbij aanwezig te zijn. Volgens hem was een groot spektakel met veel dans en muziek. Ik weet dat ze in de Casamance erg goed kunnen dansen, ben er vaak getuige van geweest toen ik er in 2004 was voor mijn onderzoek t.b.v. mijn thesis culturele antropologie. De eigenaar, een Italiaan, was er niet, maar de rasta jongen was heel behulpzaam met alles. Natuurlijk waren we weer de enige gasten.
Twee dagen gebleven. De volgende avond wilde ik me gaan douchen en voor de allereerste keer werd ik geconfronteerd met een enorme spin in de badkamer, zo groot als een schoteltje! Dus ik was zo de badkamer weer uit. Zonder gegil nog wel, ha, ha. Frank wilde meegaan om de spin te verwijderen, maar hij was zo groot dat ik het Frank niet wilde aan doen. De rasta jongen was gezellig op zijn gitaar aan het spelen met wat vrienden. Ik liep naar hem toe en hij vroeg meteen of ik erbij kwam zitten. Ik zei nee, maar wil je mee komen, want er zit een hele grote spin in de badkamer. Zoals altijd was de reactie: ha, ha, pas dangereux (niet gevaarlijk). Uuuh, nee, maar ik vind het doodeng. Hij begreep er niks van, maar ik bleef aandringen dat hij mee ging. Dat deed hij met een grote lach. Met een nog grotere lach kwam hij de badkamer weer uit en zei glorieus: hij zit er niet meer! Voor hem was het ‘weg probleem’, voor mij was het probleem nog veel groter. Waar was die engerd?? De jongen bood aan me de sleutel van een andere bungalow te geven, zodat ik daar kon gaan douchen.
Afijn, alle moed verzameld, steeds turend naar het plafond (met heel veel spleten…), en me toch gedoucht. Spin niet meer gezien gelukkig. Die dag naar Cap Skirring gereden, de bekendste badplaats van Senegal. Er waren een paar terrasjes, maar het stelde erg weinig voor allemaal. Wel ook een paar westerlingen. Veel hotels langs de kust, maar alles was verlaten, het was laagseizoen. Het zag er daardoor wat mistroostig uit. We waren blij met ons fijne, mooie plekje in Diembering, Le Casa. Vanuit daar nog naar het strand gelopen.
Tot onze verbazing was er nauwelijks meer strand, een piepklein strookje alleen nog maar! En de bomen stonden zelfs deels al in zee en veel waren er omgeknapt, een treurig gezicht. Ze vertelden ons ook dat de zee steeds verder landinwaarts kwam. Geen beste ontwikkeling, zeker ook niet voor het toch al erg summiere toerisme daar, dat dan notabene ook nog eens de enige bron van inkomsten is vaak. In Cap Skirring overigens nog wel diverse groentes kunnen kopen, het aanbod was er echt groter vanwege het toerisme, hoewel die erg beperkt was. Zelfs haricot verts kunnen kopen, een pond voor €1, best duur. Maar er was ook wortel en kool. En weer een overvloed aan mango’s, het hele land ligt er echt vol mee. Zoals eerder gezegd, er zijn ook werkelijk overal in het land grote mangobomen waar je de vruchten zo af kan plukken. En ze zijn erg lekker! Veel lekkerder dan de mango’s uit Zuid-Amerika, die altijd een beetje naar petroleum smaken vind ik (en laatst zei iemand dat ook hier in NL!). Ook paprika’s kunnen kopen. Maar die zijn wel maar zo groot als een pruim. En soms nog kleiner, als een stuiter.

Op 26 mei naar Elinkine gereden, prachtig aan Casamance rivier gelegen. We konden daar weer gebruik maken van een kamer voor douche en toilet. Verder waren er geen voorzieningen, maar wel een boom om onder te staan en een restaurantje, maar wij hebben zelf gekookt.
Nog een wandeling door het plaatsje gemaakt en een lokale ‘lekkernij’ gegeten, een soort oliebol gevuld met aardappel en vlees. Om eerlijk te zijn: koken kunnen ze in deze landen niet. Ze hebben natuurlijk ook weinig middelen en producten, maar dan nog, is het vaak nogal fantasieloos. Maar uiteraard zijn wij ook veel te verwend, dus het is niet snel goed.
Na twee dagen in Elinkine zijn we verder noordoostelijk gereden, naar Mlomp. Dat plaatsje staat bekend om woningen met een etage, een bijzonderheid hier. De mensen die deze woningen, ongeveer vier, lange tijd geleden hadden gebouwd, waren in Frankrijk geweest en daar deze woningen dus gezien. Toen we de auto stopten, kwam er een man naar ons toe die vroeg of we het museum wilden zien. Eerst hadden we daar niet zoveel zin in, maar het bleek een museum te zijn in een ‘impluvium’ en dat is weer een andere hele bijzondere bouwstijl in deze regio en daarom wilde ik daar wel eens binnen kijken en dus betrad ik toch het museum. Een impluvium is een gebouw met een soort doorgezakt dak met daarin een gat, waardoor het regenwater dan in het huis terecht komt. Deze bouw werd gebruikt door de Diola toen er oorlogen waren met andere bevolkingsgroepen, zodat vrouwen het huis niet uit hoefden, met gevaar voor eigen leven, om water te halen.

De man die ons in het museum rondleidde, vertelde leuk en boeiend – en zowaar in (weliswaar zeer gebrekkig) Engels – over de voorwerpen die er tentoongesteld lagen. Ook aardig wat fetisch voorwerpen, altijd boeiend om te ervaren hoe serieus dat voor hun is, maar ze ook heel goed weten dat wij daarin niet geloven. In dit plaatsje stonden ook enorme bomen, met gigantische, golvende wortels boven de grond. Heel bijzonder.

Vervolgens wilden we naar Pointe Sainte George, omdat je daar zeekoeien zou kunnen zien, waarschijnlijk de enige plek in West-Afrika waar die unieke dieren te zien zijn. De rit ernaar toe is werkelijk een enorme ‘off-road’ ervaring. Er is gewoon geen weg, alleen maar zand en soms wat sporen daarin. Wel bomen, maar het is dat Frank zo’n goed richting gevoel heeft, want het terrein waar we toch iets van twee uur doorheen rijden is gewoon een wildernis. Maar we bereiken het dorpje, met 115 inwoners en 15 huishoudens…
Het is een rustig, zeer traditioneel authentiek vissersdorpje. Geen toerist te bekennen, maar van onze komst wordt niet op of om gekeken. Er komt ook niemand naar ons toe, wat vaak wel gebeurt. Lekker relaxed allemaal. Aan een paar vissers vragen we waar we de zeekoeien kunnen zien en ze wijzen naar een stukje verderop. Dan komt er een andere man die ons verder begeleidt naar zijn… guesthouse in aanbouw! Het ziet er echt leuk en goed uit, hij heeft het prima voor elkaar en weet goed wat westerlingen graag willen. Wel heel gedurfd om op zo’n afgelegen, zeer moeilijk bereikbare plaats zoiets te beginnen, maar hij heeft natuurlijk een hele grote troef: het zien van de zeekoeien. En de plaats is ook per boot bereikbaar, waarschijnlijk een stuk comfortabeler dan per 4x4WD.
We hebben heel leuk met hem gesproken en koffie bij hem gedronken. Hij wilde ook een lunch regelen, het guesthouse heeft ook een restaurantje, maar dat sloegen we af.
Helaas geen zeekoeien gezien, het was niet het goede getijde. Wel een dolfijn gezien. En een bijzonder fetisj ‘monument’ (Fetisj is het geloof dat natuurlijke voorwerpen bovennatuurlijke krachten hebben) dat op een rots in zee is geplaatst (botten?), zie foto. Een keer per jaar komen daar de dorpsoudsten offers brengen. 
Ook vertelde hij ons nog dat sinds 1-2 jaar de mensen in het dorp werden ingeënt tegen malaria! Heel bijzonder vond ik, want in Nederland/Europa wordt altijd gezegd dat je je daartegen niet kan vaccineren, alleen profylaxe kan slikken. Maar volgens hem hielp de vaccinatie echt. Wonderlijk! Hierna naar Bigogna gereden, een grote plaats in de Casamance. Hier ben ik in 2004 ook nog een tijd verbleven, nog naar het huis gezocht waar ik toen heb gewoond, maar ik kon het helaas niet vinden. Het bleek ook een veel grotere plaats te zijn dan in mijn herinnering. We hoopten ook op een goede supermarkt hier, maar die was er helaas niet. Wel een kleine met een beperkt assortiment. Daar erg gelachten met een knul van de bediening, die het wel gezellig vond om een toerist te zien. Het was een omslachtig systeem van aankopen doen: eerst zeggen wat je wilde hebben, dat werd dan op briefje geschreven, dat gaf je dan aan iemand achter de balie die de spullen pakte en dan weer terug naar diegene die het briefje had geschreven om af te rekenen. Nog niet eerder zo gemaakt. Het leuke is altijd wel van dit soort praktijken dat er veel contactmomenten zijn.
Doorgereden naar Ziguinchor en daar kwam de man bij wie we vorige keer de vis hadden gekocht ons al tegemoet rennen! Dus maar weer een pondje gamba’s gekocht. Hij was wel teleurgesteld dat we maar zo weinig kochten, maar ja, het kan niet altijd feest zijn, noch voor hem, noch voor de vissers, noch voor ons. Hij rekende er wel op dat we de volgende keer weer bij hem zouden kopen. Benieuwd of hij ons dan – in januari dus pas – zal herkennen. Zou ons niet eens verbazen. Want relatie is alles hier!

Verder gereden naar de kust, naar Abene, het plaatsje waar ik ook een tijdje tijdens mijn onderzoek in 2004 was verbleven en waar Frank toen ook naartoe is gekomen, waarna we destijds een weekje zijn gaan rondtrekken in de Casamance. Zoete herinneringen!
Het was laagseizoen, dus het plaatsje was een beetje doods, geen toerist te bekennen en daarom ook weinig bedrijvigheid. Wel jammer, wij herinnerden het ons heel anders, veel gezelliger. We konden ook geen camping vinden en zelfs nauwelijks een guesthouse of iets, veel was gesloten of anders in elk geval uitgestorven. We hadden gelezen over een guesthouse waar je ook kon kamperen. Daar naartoe gereden, het lag helaas niet aan zee, maar zag er leuk uit. Een mooi terrein met veel bomen en allerlei gezellige hoekjes. Er kwam een vrouw aan die ons wat somber antwoordde dat we inderdaad wel mochten kamperen op het terrein. Ze keek niet vrolijk. Iets later bleek dat ze daar ook alle reden toe had, want ik was nog geen vijf minuten met haar aan het praten of ze vertelde me dat haar man vorig jaar was verongelukt. Meteen vertelde ze ook dat hij schrijver was en liet me een boek van hem zien. Ze had twee zoontjes en die waren blij met onze aanwezigheid, verder waren er weer geen gasten. De komende dagen, we zijn er drie nachten verbleven, waren Gulliver en Alfie steeds bij ons.  Ze wilden graag een beetje Engels met ons praten, want hun overleden vader was een Engelsman (Simon Fenton). Moeder, Khady, vertelde ons dat de oudste, Gulliver, niet kon slapen wegens het gemis aan zijn vader. Zo verdrietig. Om Khady te helpen, die het duidelijk ook financieel moeilijk had nu haar man was overleden, hebben we ook het boek gekocht dat haar man had geschreven. Een bijzonder leuk boek over zijn leven in Senegal waarin hij op grappige en duidelijke wijze ook cultuurverschillen uiteenzet, echt heel boeiend. Later ook het tweede boek van hem gekocht. (Beide boeken zijn te koop bij bol.com)

Best bizar trouwens want het eerste boek begint ermee dat de schrijver bijna een fataal verkeersongeluk heeft en later in het boek nog eens. Daarom koopt hij een auto, zodat hij niet meer afhankelijk is van het levensgevaarlijke openbaar vervoer in Senegal. En wat wil nu het noodlot? Hij is toch bij een verkeersongeval om het leven gekomen! Zo vreselijk verdrietig. Een hele levenslustige, moedige, initiatiefrijke man, die dolgelukkig was met Khady en zijn zoontjes en zijn nieuwe leven in Abene.
Het is overigens wel bijzonder om een roman te lezen waarvan je de hoofdpersonen kent. Nog nooit meegemaakt. Khady en haar zoontjes komen veelvuldig in de roman voor en die hebben we dus in levende lijve gezien en mee gesproken. Simon zelf helaas niet, treurig genoeg.

We zijn nog twee keer gaan eten bij Chez Vero, een restaurantje dat gelukkig wel open was en waar ik in 2004 ook af en toe kwam. Dezelfde bijzonder actieve eigenaresse was er nog steeds, erg leuke vrouw. Toen we de tweede keer kwamen eten liet ze ons haar geadopteerde kindje zien, een baby nog! Zelf is ze iets van 60 denk ik. Het was een baby van een stel die er niet voor konden zorgen. Vero was zo lief geweest het kind op te nemen. Geweldig! Er kwam ook een viertal vrouwen die middag om geld vragen aan Vero. Ze hadden een drieling baby bij zich. De een werd gedragen door de moeder, de andere door oma en de derde door een zus. Vero gaf hun geld en praatte een tijdje met hen. Ze legde ons later uit dat normaal te vinden, de vrouwen hadden niet genoeg geld om de drieling te onderhouden. Ze kwamen maar heel af en toe om geld vragen zei ze.

We zijn ook nog bij het huis van mijn scriptiebegeleider (van de VU) geweest, Jos vd Klei, die toevallig in Abene woont, gedurende ca. acht maanden per jaar. Helaas was hij er niet, hij was net terug naar Nederland gegaan. Maar de bewaker/tuinman ontving ons allervriendelijkst en zou aan Jos doorgeven dat we waren geweest. Hij heeft ons ook geholpen met mooi schoon water te tanken in onze auto. Want voor goed water had Jos wel gezorgd op zijn terrein en dat was verder moeilijk te vinden.
Ook zijn we naar Le Kallisaï gelopen, destijds het mooiste hotel in Abene, waar ik ook enkele dagen ben verbleven in 2004, toen ik mezelf op trakteerde op een ‘real splurge’. Wel in het eenvoudigste bungalowtje dat ze hadden, maar dat was al helemaal top, al was het maar omdat het een echte douche en wc had en nog een voor mezelf ook. En bovendien lag het letterlijk op het strand, met palmbomen ernaast en een hangmat! Het was gewoon het paradijs! We hadden ca. 7 jaar geleden al gezien dat het te koop stond en dat stond het dus nog steeds. De schitterende enorme tuin werd nog steeds goed onderhouden, de tuinman was volop bezig toen wij er rondliepen, maar voor de rest oogde het wat vervallen. Volgens Vero, de eigenaresse van het restaurantje, ging het gerucht dat de eigenaar, een Fransman, van Le Kallisaï zich met drugshandel bezighield (bij het hotel was ook een landingsbaan voor vliegtuigjes…) en op de vlucht was. We vonden het wel erg jammer dat Le Kallisaï er in de verste verte niet meer uitzag zoals het was toen wij er 14 jaar geleden verbleven. We hebben daar altijd hele goede herinneringen aan bewaard, het was er zo magnifiek. Niet overdreven luxe, maar juist precies goed. Eenvoudig maar sfeervol en comfortabel. En in een paradijselijke omgeving, met dat goudgele strand en palmbomen en azuurblauwe zee. We hadden er erg graag nog eens een nachtje verbleven, omdat we zo vaak met veel plezier aan dat verblijf hebben teruggedacht.
We hebben fijne dagen gehad in Abene, mede door Khady en haar zoontjes. Het voelde een beetje alsof we onderdeel van het gezin waren. Er liepen op het terrein ook allerlei dieren rond, honden, katten, geiten, grote eenden, dat maakte het ook erg leuk. Dieren zijn altijd dol op ons. En dat is geheel wederzijds. 😉

Op 1 juni zijn we naar het vlakbij Abene gelegen Kafountine gereden, een wat grotere plaats, wat ik me herinnerde als nogal een hippie toestand. Maar daar was niks meer van te zien. Waarschijnlijk ook weer omdat er zo weinig toeristen waren. Er liepen er hier wel een paar (als je het zo schrijft klinkt het altijd net alsof je het over dieren hebt vind ik). Wel lekkere koffietentjes hier, dus er komen in het hoogseizoen echt wel toeristen. We zagen nog een leuke uitstalling van kleding dat te koop werd aangeboden, gebruik makend van een boom. In Afrika is ‘niks’ en daarom weten mensen zich ook altijd goed te redden met ‘niks’. Wij zouden er niet aan denken om een boom als etalagemateriaal te gebruiken; als je weinig hebt, word je heel creatief.
Doorgereden naar de grens met Gambia en de grens overgestoken, ging heel soepel. Toen naar een van de grootste plaatsen in Gambia, Brikama, waar we geluncht hebben bij een best wel ‘westers’ tentje. In Gambia komen heel veel toeristen, veel meer dan in Senegal. De meeste toeristen komen vooral voor de 3 s’en (zo heb ik dat nog geleerd op de NHTV, de HBO voor toerisme): sun, sea and sex. Dat laatste betreft met name Westerse dames van 60+ die daar lopen te paraderen met Gambiaanse knullen van 20-. Geld in ruil voor sex. Ieder zijn/haar zin denken veel mensen. Maar natuurlijk wel het trieste gevolg van de scheve verhoudingen, dus zo eerlijk is de ruil echt niet.
Bij Brikama heb je twee campings; wij zijn naar Sukuta camping gegaan, de grootste, gerund door een Duitser. Alles dus (…) tip top in orde, maar wel veel regeltjes. Maar geweldige douches, heel ruim, veel haken (wat een genot!), en heel warm water. Keurige toiletten en wastafels (in de open lucht). Net terrein. Paar andere gasten.

De volgende dag kwam een van de hoogtepunten van onze reis, maar daarover in de volgende blog meer. We gaan ons best doen die voor ons vertrek naar Senegal (op 9 januari, net de vlucht geboekt) te sturen, zodat we ein-de-lijk weer bij zijn.

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.