Indiana Jones in Guinee en diamanten in Sierra Leone

Toen we Guinee binnenreden werden we ‘verwelkomd’ door een erbarmelijk slechte weg, waar Guinee om bekend staat. Wat een drama! Het is trouwens werkelijk onvoorstelbaar hoe hoog en vol vrachtwagens en karren hier worden opgestapeld. We zingen heel vaak: hop, hop, hop, er kan nog meer op. Of: ik heb mijn wagen volgeladen, vol met ouwe…

Bij het binnenkomen van een nieuw land, heb je altijd wat dingen te regelen zoals een lokale simkaart kopen en het lokale geld zien te bemachtigen. Tegenwoordig ook niet meer zo’n toer, want op veel plekken zijn er geldautomaten. Ook al zo’n verschil met negen jaar geleden toen je echt op zoek moest naar een ATM. Wel weer een ervaring erbij, want ik wilde geld wisselen bij de bank en toen ik daar binnenstapte keek iedereen me aan of ze een spook zagen (dan toch wel een met een heel rood, bezweet hoofd, ha, ha). Het was er heel druk met klanten en niemand maakte aanstalte om me te helpen. Dat is vrij ongebruikelijk in Afrika, meestal word je als een eregast behandeld. Maar iets later werd de reden van dit negeren me duidelijk, want ze konden me helemaal niet helpen! Toen ik aan een balie vroeg of ik €200 kon wisselen, keek de loketbeambte wat wazig en ging vervolgens naar buiten! Ik was perplex. De portier/beveiliger beduidde me dat ik moest gaan zitten en wachten en dat het goed kwam. Daar vertrouwde ik ook volledig op, want ook dat is Afrika. Na ca. tien minuten kwam hij terug met een jongeman in sportkleding en een grote plastic zak. Hoeveel ik wilde wisselen? Toen was het mijn beurt om wazig te kijken… Maar ik begreep dat ik dus gewoon IN de bank zwart moest wisselen bij deze man in sporttenue! Nou vraag ik je. Dat hebben we echt nog nooit meegemaakt. En ik begreep vervolgens ook dat plastic tasje! Want het grootste biljet is €2! Dus je loopt rond met hele pakken geld, al is het dan maar €100 totaal. Mijn nieuwe portemonnee was geboren: een plastic zak. Lekker handig wel. Valt ook niet zo op als een portemonnee (waar we overigens altijd alleen maar wat ‘handgeld’ in hebben). 
Ik wist de omrekenkoers al, maar wilde in eerste instantie toch eigenlijk niet geloven dat 20.000 franc maar €2 was, omdat dit dus ook het grootste biljet was. De directeur van de bank was inmiddels naar me toe gekomen en ik vroeg hem of die koers klopte, waarop hij het lachend, hoofdschuddend en stellig ontkende. Nee, nee, dat klopte echt niet, ha, ha, hoe kwam ik erbij? Ik vroeg hem wat de koers dan was. Toen moest ik mee zijn kantoor in. Hij overal zoeken, de computer raadplegen, maar hij kwam er niet uit. Vervolgens ging hij iemand bellen en zei toen met een vrolijk gezicht dat 20.000 franc €2,02 was! Ik dacht eerst nog dat ik hem niet goed verstond, dus vroeg hem het op te schrijven, maar ja hoor, het was gewoon wat ik al wist maar de bankdirecteur dus niet. Hoe is het mogelijk?! Hoe zeer ben je dan niet met de wereld verbonden?!

We zijn doorgereden naar Labé, waar we hebben gekampeerd bij het Tata hotel. Daar was een fijn terras en prima douche en wc, maar daar was het ook wel mee gezegd. De eigenaresse was een mondaine Guineese, getrouwd met een Italiaan die er niet was, die erg bazig was naar haar personeel en van wie we van alles niet mochten of het was er niet. Kunnen we hier de telefoons opladen: nee. Is er ook iets anders dan pizza: nee. Heb je er ook salade bij (stond groot op het bord aan geprijsd): nee. Toen het wc-papier op het toilet op was, vroeg ik om een nieuwe rol maar ook toen was het antwoord nee. Ik heb het hotel Tata omgedoopt tot hotel Nono. Maar ja, er was niks anders in Labé waar je kon kamperen, dus we hadden geen keuze. De volgende dag kwamen er zowaar andere ‘overlanders’, Nelly en zijn vrouw. Gezellig mee gekletst. Het plaatsje zelf was best aardig.

Pindakaas van de markt

Er was zelfs een koffietentje, gerund door een zeer energieke Senegalees. Daar was het steeds razend druk, iedereen kwam wel een ‘bakkie’ halen daar. Hij deed ook aan ‘take-away’: dan werd de koffie in een plastic zakje gedaan! Ook erg populair. Hij had verschillende soorten koffie, Guinese maar ook koffie Touba, die komt uit Senegal en is meer een soort eikeltjeskoffie.

We zijn daar twee dagen koffie gaan drinken, alleen al om alle bedrijvigheid van de Senegalees te zien en alle klanten en zijn omgang daarmee. Hij was voortdurend op iedereen een beetje aan het mopperen. Dat ze eerst moesten betalen alvorens ze hun koffie kregen, dat ze niet in zijn mini-standje moesten komen staan, want dan kon hij zijn werk niet aan meer doen, veel te krap namelijk, dat ze niet zo lang moesten blijven hangen. Aan de andere kant, als je eenmaal zat – hij had ook een bankje buiten en binnen staan – dan kon je er uren blijven zitten, dat maakte allemaal niet uit, al dronk je niks! 

Op een gegeven moment was het lunchtijd, dus wij het plaatsje afstruinen naar iets van een restaurantje, maar dat was er echt niet. Wel stonden er kraampjes die een soort lekkere – dachten we toen nog! – sateetjes verkochten. Dat maar genomen, het was eend zeiden ze. Helaas niet te eten, alleen maar vet. Verder gezocht, toen toch een tentje gevonden, waar ook andere mensen zaten te eten. De keuze was weer reuze: vis met rijst of rijst met vis. Maar voor €0,75 kan je ook niet veel verwachten en was het prima. Er kwamen ook nog vier mannen binnen, soort bouwvakkers leken het ons. Praatje mee gemaakt, het bleken wegwerkers te zijn. Toen wij later terugliepen naar onze ‘camping’ kwamen ze ons achterop rijden en vroegen ze of we een lift wilden. Best fijn, want het was inmiddels echt bloedheet en we moesten ook nog een stijgende weg omhooglopen. Ze hebben ons netjes bij het hotel afgezet, hoe aardig toch weer?!

Op 14 maart zijn we vertrokken uit Labé. Er zou nog een mooi museum zijn iets buiten de plaats, dus dat wilden we wel eens zien. Volgens de paar mensen aan wie we het vroegen, was het museum altijd open. Nou…. niet dus. Geen mens te bekennen en alles op slot. Helaas, daar ging ons culturele uitstapje.Toen doorgereden en kwamen we in het als mooiste van Guinee bekendstaande gebied, de Fouta Dallon. Werkelijk magnifiek, bergachtig en enorm groen. De weg zat vol scherpe bochten. Volgens lokalen is het een erg gevaarlijke weg waar veel ongelukken gebeuren. Je moet er ook zeker niet te hard rijden, weten hoe je een scherpe bocht moet nemen en anticiperen op tegenliggers. En… nuchter zijn! Vooral dat laatste zijn sommige weggebruikers niet zo sterk in…
We zijn naar een gehucht genaamd Douki gereden. Dat hebben we wel geweten. Wat een erbarmelijk slechte weg was me dat! Er kwam geen eind aan, uren gereden, maar uiteindelijk kwamen we aan bij het dorp van Hassan. Hassan organiseert schitterende trekkings hadden we gelezen. En dat is niet te veel gezegd. Op mijn verjaardag hebben we een magnifieke wandeltocht gemaakt door zeer afwisselende natuur en met geweldige uitzichten.

Het meest bijzonder was wel een plek met enorme rotsen waar eeuwenoude bomen met hun wortels overheen groeien. Daar was het een soort kruip door sluip door en behoorlijk wat klauteren. De trekking heet ‘Indiana Jones’ ;-). Ik vond het een supermooie invulling van mijn verjaardag.

Hoewel ik eerlijk moet zeggen dat ik ook blij was toen we weer bij onze auto terug waren, want het was toch ook erg vermoeiend (en niet zo best voor mijn brakke knie) en snikheet. Dus lekker gedoucht… nou ja, een bak water over ons heen gegooid. Want stromend water of elektriciteit was er niet in het dorp. Bij terugkomst hadden ze lekker, nou ja, ook al niet lekker, voor ons gekookt: fufu, een soort meelbal van cassave, niet te eten. Ik lust alles, maar dit is bijna niet weg te krijgen. Dat was dus mijn verjaardagsmaal, ha, ha. Hassan was hoogst verbaasd dat we zo’n delicatesse niet aten, maar regelde vervolgens iets anders: gekookte aardappelen met tomaat en ei. Wel zelf nog in stukken snijden. Zonder mes… En om het helemaal feestelijk te maken, leverde hij er een blik sardientjes bij. En een ui. Het werd een soort ‘doe-het-zelf’ maaltijd, best ingewikkeld zonder gereedschap…

Op mijn verjaardag na een nachtje dus in Douki verder gereden naar Dalaba. Geen camping hier, dus op zoek naar een hotel. Die lag wat hoger en daarvoor moesten we een ‘weg’ op wat Frank eerst gewoon niet wilde geloven dat dat een weg was. Het was meer een verbreed steil ezelpad met een en al kuil en keien. Het hotel leek wel een barak. Maar vooruit maar, we moesten toch ergens slapen. Nou, dat ging niet door, want het zat vol! We konden het nauwelijks geloven. Wat dan weer heel aardig is, we moesten allebei heel nodig naar de wc, dat mocht dan gewoon bij de hoteleigenaar thuis die naast het hotel woonde. Geen probleem allemaal. We moesten dus op zoek naar een ander hotel. Maar ook het volgende hotel zat vol! Er bleek een congres in de plaats te zijn. Je bedenkt het niet. Gelukkig was er nog een kamer vrij in hotel Safitel. Een kamer met airco zelfs! Heeeeerlijk!! En een bijzonder vriendelijke, serviceverlenende manager. Zelfs zo aardig, dat toen we vroegen waar we papieren zakdoekjes konden kopen hij ons een doos met tissues gaf.

De volgende dag naar Kindia gereden en daar overnacht in hotel Masabi, een prima hotel met goed, maar duur restaurant (€10 voor het diner met dessert). Je zat er wel in een leuke tuin. 

Op 17 maart gekampeerd op een erg mooie plek bij een waterval, Cascade du Voile de la Mariée. De waterval stelde niet veel meer voor, maar het was een prachtige omgeving met enorm hoog bamboe en een fijne vlakke plek voor ons Beerke, het leek er wel voor gemaakt. En de bonus moest nog komen: ‘s morgens en ‘s avonds kwamen er heel veel aapjes tevoorschijn, al springend op de takken boven ons. Geweldig! En hele mooie vlinders en ijsvogeltje. We moesten wel aan iemand betalen voor deze plek, €4 per nacht, maar dat hadden we er graag voor over. Hij functioneerde dan ook als bewaker, voor wat het waard is… Want wie zegt dat je de bewaker kan vertrouwen?

Vroeger was dit echt een recreatieplek met picknickplaatsen en een barretje. De waterval was toen ook nog heel groot en je kon er heerlijk zwemmen. Dat alles is niet meer door de ontbossing en omdat de regering er niet naar om kijkt. Er was zelfs een hotel met bungalowtjes bij. Veel mensen zijn nu hun baan verloren nu dit alles er niet meer is en daar hebben ze het zwaar mee. Vandaar dat we die €4 moesten betalen. Ons best. Er was ook een man die prachtig houtsnijwerk maakte. We moesten uiteraard iets kopen. Ons ook al best. Als we daarmee een beetje kunnen helpen, prima toch? De volgende dag kwam er een Guineese jonge vrouw die in Parijs woonde, met haar familie. Ze was een beetje verbaasd dat wij hier kampeerden. Ik vroeg haar of het toch wel veilig was, waarop ze wat aarzelend antwoordde en benadrukte dat de mensen erg arm waren… Toch nog een nachtje gestaan, want het was zo’n fijne plek en die aapjes waren zo leuk. 
Helaas was er ook iets minder leuks: Frank verzwikte zijn enkel op een heel lelijke manier toen hij terugkwam van een ‘bushtoilet’. De enkel werd meteen erg dik en hij kon er nauwelijks nog op staan. Meteen omhoog gelegd en gekoeld, maar het bleef erg dik en pijnlijk. Gelukkig kon hij wel nog rijden.

Op 19 maart naar Conakry gereden, de hoofdstad van Guinee. Daar verblijft vrijwel iedereen (overlanders) in hotel Les Palmiers, nog het beste betaalbaar, maar toch vreselijk duur, €68 voor een kamer met wel airco gelukkig. Conakry is een vieze, vuile stad met overal vuilnishopen en met een dichtgeslibd wegennet. Gewoon een stad waar je niet wilt zijn. Maar je moet wel naar Conakry, omdat dit de plek is om het visum voor Ghana aan te vragen, wat we de volgende dag meteen hebben gedaan. Dat was nog een heisa, want bij die aanvraag moest een ‘letter of intent’ en volgens Nelly, een andere overlander, moest die handgeschreven zijn. Nou niet dus! Die moest getypt zijn. Ok, de man van de ambassade was wel zo vriendelijk om ons te wijzen waar we zouden kunnen typen en printen. Wij daarheen gelopen, maar helaas was daar geen stroom. Wat nu?? Ook hier zijn internetcafés aan het uitsterven, nergens te bekennen en niemand wist er een. We hadden wel een luxehotel gezien onderweg, dus wij met een taxi daar naartoe in de veronderstelling dat daar wel een business center zou zijn. Niet dus?! Naar een ander hotel, ook niet! Pfff, waar moesten we nou toch die letter of intent gaan typen?? We besloten weer terug naar de ambassade te gaan. We legden hem uit wat het probleem was en dat we alle mogelijke moeite hadden gedaan om het te typen, maar dat het niet gelukt was. Bij toeval bleken Nelly en zijn vrouw inmiddels ook gearriveerd te zijn op de ambassade om hun visum op te halen! Zo grappig! Die hadden we dus een week daarvoor in Labé ontmoet. De man van de ambassade zei tegen ons dat hij het wel ging regelen, super aardig! Als we $20 extra betaalden, was het visum de volgende dag klaar, anders duurde het 2-3 dagen. Vanwege het dure hotel en omdat Conakry echt geen prettige stad is, kozen we voor de express service, zodat we zo snel mogelijk Conakry weer konden verlaten. Nadat we de aanvraag hadden ingediend – in viervoud, zonder doorslag, dus we moesten alle gegevens vier keer invullen! – zijn we met Nelly en zijn vrouw ergens iets gaan lunchen (drie keer raden wat: vis met rijst dus…). Daarna zijn we ieder onze weg gegaan.

Wij wilden Conakry toch een beetje verkennen en vroegen aan de taxichauffeur of hij ons kon afzetten bij het paleis, eigenlijk gewoon om een punt aan te geven van waaruit wij dan verder konden gaan wandelen, want daar was bijv. ook de haven. Toen we daar uitstapten, vroeg een militair ons wat we kwamen doen. Wij zeiden dat we gewoon wat wilden wandelen, maar hij vertrouwde het niet zo. Ook wel een beetje begrijpelijk, want niemand doet dat en het was ergens natuurlijk ook maar een vaag antwoord van ons. Hij wilde dat dus liever niet. Toen vroegen we aan de taxichauffeur of hij een hotel in de buurt wist, waar we wat konden drinken. Dat wist hij wel: het Novotel nog wel. Wel een Novotel van lang vervlogen tijden… Geen gast te bekennen dus, gelukkig wel wat personeel, dus we konden er wel iets drinken. Toen kreeg ik een appje van Nelly, dat de ambassade ons dringend nodig had! Wat bleek, het visum voor ons was al klaar! En de service ging nog verder. Toen ik de man van de ambassade belde en zei dat we in het Novotel zaten, zei hij dat hij onze paspoorten met daarin dus het visum dan wel zou komen brengen! Wow, wat een ongekende service, nog nooit mee gemaakt. We hebben er wel anderhalf uur op moeten wachten, maar dat komt ook door de enorme verkeersopstoppingen in Conakry. Maar toen stond hij toch voor onze neus met onze paspoorten met het visum erin. Hij bleek alleen vergeten te zijn om aan te geven dat het een multi-entry visum betrof. En dat moest met zwarte pen gebeuren. En niemand in het hotel had een zwarte pen… Dus de straat op met onze paspoorten en overal vragen of iemand een zwarte pen had. Niet dus. Gelukkig vond ik er zelf eentje in ons rugzakje. Op straat dus ‘mult-entry’ onderstreept met de zwarte pen en toen liep hij gewoon weg, na wel afscheid te hebben genomen. Wij hadden hem nog een drankje willen aanbieden voor alle service, maar die gelegenheid kregen we niet, hij was weg voor we er erg in hadden. Bijzonder allemaal. Maar goed, wij hadden ons visum, top dus! Op de goede afloop moest natuurlijk gedronken worden en toen bleek dat Conakry wel een werkelijk hippe lounge tent had!

Hype loungetent in Conakry

Op 21 maart naar de grens met Sierra Leone gereden en daar overnacht in een hotel. Op 22 maart zijn we de grens overgegaan naar Sierra Leone. Dat was de leukste en meest comfortabele! Namelijk gesubsidieerd door de EU!! Kantoortjes met airco! En erg nette kantoortjes nog wel, alles erg nieuw. Over een jaar zal het er al wel als een puinhoop en dan al enigszins vervallen uitzien. Want onderhoud kennen ze niet in Afrika. Men beweert zelfs dat ze er geen woord voor hebben…
De man van customs was allervriendelijkst en hartelijk. En toen wij zeiden dat we het wel erg aangenaam vertoeven vonden in zijn mooie airco kantoor, maar dat alleen een koud colaatje ontbrak, ging hij dat colaatje onmiddellijk voor ons regelen. Hoe aardig toch weer? Hij zei dat hij ons goed moest ontvangen, want dan hadden we meteen een goed gevoel bij zijn land. En bezoekers waren van belang. Hij begreep het helemaal! Vervolgens werden we heel aangenaam verrast door het geweldig goede wegdek, strak asfalt! We hebben wild gekampeerd aan de rivier, een prachtige plek!

Er kwam een groepje nieuwsgierige kinderen kijken, enkele pubermeisjes hadden een ontbloot bovenlijf. Dat hadden we nog niet eerder mee gemaakt, dat ze ons met blote borsten kwamen bekijken. Wat we ook niet eerder hadden mee gemaakt is dat ze op een gegeven moment nogal brutaal werden en een soort oneerbare voorstellen aan Frank deden en bovendien probeerden in onze auto binnen te komen. Toen waren we er wel klaar mee. Gelukkig dropen ze na enige tijd af. De rust op deze mooie plek was weer teruggekeerd. De volgende ochtend kwamen er nog twee mannen met kapmessen, maar die leken alleen maar nieuwsgierig, gewoon een beetje mee gekletst. 

Op 23 maart naar de hoofdstad, Freetown, gereden, nog steeds over zo’n prachtige asfaltweg, waar de volgende aangename verrassing ons wachtte: een restaurant, Crown Bakery, met een enorm uitgebreide lunchkaart welke gerechten ze ook nog allemaal bleken te hebben! Heel soms is er wel een lunchkaart, maar hebben ze toch maar een of twee gerechten. Nu wisten we gewoon even niet welk heerlijks we moesten kiezen. Een club sandwich, een salade, een burger, een taco, je kon het zo gek niet bedenken of ze hadden het. Wat een feest!

Boulevard van Freetown met mooie restaurants

En het werd nog mooier allemaal, want Freetown blijkt een heuse boulevard te hebben met terrasjes en restaurantjes, waar je ook al weer heerlijk kon eten! Kreeft nog wel! Het feest kon gewoon niet op!
Maar het was uiteraard alleen feest voor ons… Want helaas nog nooit zoveel slachtoffers van de burgeroorlog gezien dan in Sierra Leone. Veel verminkte mensen, zonder armen EN (!!)/of benen. Vreselijk triest. Overal vroegen ze ons om geld. Niet opdringerig en zelfs op een bepaalde respectvolle wijze. Sommigen verleenden ook diensten, zoals het regelen van een parkeerplaats, wat in Freetown nogal een probleem is om te vinden. Kan je je het tafereel voorstellen? Dat iemand zonder benen, dus kruipend over straat, voor ons een parkeerplek regelt? Brrr. Maar dat zelf niets bijzonders lijkt te vinden en oprecht dankbaar is voor welke fooi je hem dan ook geeft. En natuurlijk bezorgt dat gemengde gevoelens: verdriet en schaamte en een goed gevoel dat je kan helpen.

In Freetown verbleven in hotel Joie, een eenvoudig, gezellig hotel, mooi gelegen aan de boulevard waar voor de rest alleen hele dure hotels te vinden zijn met kamers van €150-300! ‘s Avonds meteen natuurlijk over de boulevard geslenterd, weer een nieuwe ervaring, ha, ha. En heerlijk gegeten in restaurant Roy, Frank had daar kreeft, ik had zin in soep. Die soep bleek alleen enorm gepeperd te zijn, ik stond echt in brand terwijl ik erg van heet eten houd. Maar dit was echt ‘too much’. 

De volgende dag wat rondgehangen en naar de apotheek geweest, want Frank had een rare wond op zijn been die er steeds akeliger uit ging zien. Waarschijnlijk een geïnfecteerde insectenbeet. De apotheek raadde antibiotica aan en vitamine C. We zijn de volgende dag toch ook maar naar een kliniek gegaan, omdat we er geen goed gevoel bij hadden. De Egyptische arts daar handelde zeer kordaat, maar mijn maag draaide bijna om: hij ging met een schaartje (!!) de pus uit de wond peuteren. Iiighhh. Frank zijn gezicht vertrok van de pijn. Brrr, vond het super akelig. Daarna ging hij flink schoon schrobben met jodium. Dus weer aaaah. Maar goed, het was wel echt goed schoon nu, dus we waren er toch blij mee. Hij wilde Frank na een paar dagen weer terugzien. Hij schreef ook antibiotica voor, maar dan uiteraard andere als die al van de apotheek hadden gekregen. Vooruit maar, voor die €11.

We zijn na dit bezoek naar een mooie strandplek gereden, de Eco Lodge. Echt een paradijsje! Wat we eerst heel leuk vonden, waren de vele dieren die er rondliepen: honden, katten, grote eenden, varkens, wat een gezelligheid! Vooral het varken, Charlie, werkte op onze lachspieren, die liep ons voortdurend achterna.

Beestenboel bij de Eco Lodge

O wat hadden we het naar ons zin! Totdat Frank op 29 maart wormpjes uit zijn kleine teentje duwde! Wat een horror. We hadden een afspraak met de Egyptische arts voor 30 maart, dan zou hij de wond op zijn been controleren.  Dat kwam goed uit, kon hij meteen naar de wormpjeswond kijken. Frank had echt een gat in zijn kleine teen! Tsja, daar moest grover geweld aan te pas komen, dus deze keer wel een verdoving. Die moest ik wel eerst gaan kopen! Vervolgens ook die wond goed schoongemaakt en verbonden. Frank kon niet meer in zijn schoen komen. Wat een toestand, twee enge wonden aan zijn been en voet. We waren not amused… Teruggegaan naar hotel Joie, want we wilden niet meer naar de Eco Lodge met al die dieren en al die poep die overal lag en niet werd opgeruimd! Eigenlijk was het gewoon een boerderij waar we verbleven wel beschouwd. Alleen wel heel mooi aan een paradijselijk strandje gelegen. Maar we waren er wel klaar mee, met die bende daar. Toen diende probleem drie zich aan. Frank had een hele dikke elleboog gekregen en we voelden daar een soort gruis in. We waren in alle staten, want we waren bang dat het maden waren! Het was al 20:30uur, maar ik wilde per se dat het onderzocht zou worden, vooral ook omdat Frank de voor mij onbekende woorden sprak ‘Ik ben bang’. In het ziekenhuis, aan de andere kant van de stad, we hebben bijna een uur in een taxi gezeten want vooral ‘s avonds is die stad enorm druk, sprak de arts de verlossende woorden dat het geen maden waren, want dan hadden we geen gruis maar klontjes gevoeld! Pfff, weer wat gekeerd. Je moet er niet aan denken! En zij doen net of je met een bloedneus ofzo komt. ‘Nee hoor, zijn geen maden, want ik voel geen klontjes’. Ok dan. Daar een zalf voor gekregen en ook weer pilletjes, was waarschijnlijk ook van een insectenbeet. Afijn, paar dagen later weer terug naar onze Egyptische arts die beiden wonden, op been en teen, er gelukkig prima uit vond zien. We moesten het zelf nog een paar dagen verzorgen, betadine op doen en verbinden, en dan zou het ok zijn. Hij zou zelf de volgende dag terugvliegen naar Egypte, hij vond het salaris te laag in Sierra Leone. Hij wilde graag nog op de foto met ons en gaf ook zijn mobiele nummer, we mochten hem altijd bellen of appen als we vragen hadden. Dat een paar keer gedaan, ook nog foto’s gestuurd van de wond, en dan kregen per omgaande antwoord, of het er goed uit zag. Ook belde hij zelf een paar keer. Superaardig! Alles is goed verlopen met de wonden, hoewel het lang geduurd heeft voordat ze echt dicht waren. Maar het is weer helemaal in orde gelukkig! 

Douchen achter de palmboom

Op 3 april toch weer naar de Eco Lodge gegaan, omdat we daar wat spullen hadden achter gelaten. We wilden er liever niet meer overnachten vanwege alle poep daar en de beesten, dat leek ons niet zo best voor Franks wonden. En Charlie, het varken, kwam echt vaak bij ons langs schuren, net een hond. Wel erg grappig, maar nu toch liever even niet. Dus we gingen nog bij een andere plek kijken, dat was echt een mooie lodge. Twee mannen toonden ons enthousiast alle kamers. Opeens trok een van die mannen zijn shirt uit. Huuuh? Daarmee sloeg hij het stof van de meubels. Je komt toch niet meer bij?! De lodge was prachtig, maar ver boven ons budget, dus toch nog maar een nachtje gekampeerd bij de Eco Lodge met de geweldige douche achter een palmboom. 😉 Alles was daar erg op zijn Afrikaans. Een zooitje dus. De varkens en kippen en eenden kwamen ook in die douche… Zeker als je aan het douchen was, want dan waren ze blij met het water. Ze bleven dan gelukkig nog wel aan de rand staan, dus het werd niet helemaal een beestenboel, wel een gezellige boel. 

De volgende dag naar Bo gereden en verbleven in het Omoja Guesthouse. Een zeer basic kamer, maar wij waren allang blij dat er een ventilator was. Wat wil een mens nog meer bij bijna veertig graden? En er was ook meestal (nee, niet altijd uiteraard…) water, dus we konden ons ook nog afspoelen (douchen is echt een te groot woord…).

Wat we niet wisten, was dat om 00.00 uur het over zou zijn met de stroomlevering… En het dus alsnog bloedheet werd op de kamer. Pfff. Daarvoor nog naarstig gezocht naar een restaurantje of iets dat daarvoor kon doorgaan. 

Samen de dieselleiding repareren

De volgende ochtend eerst een lekkage, bij de dieselleiding naar de tweede tank, laten verhelpen. Dat is altijd een leuk gebeuren als je dat bij een werkplaats aan de kant van de weg laat doen. Iedereen kijkt mee en iedereen is er mee bezig. Maar het wordt wel opgelost! Vervolgens doorgereden naar Kenema en daar naar het Ministery of Mining gegaan, want we wilden graag de diamantmijnen bezoeken en iemand had ons geadviseerd om dan eerst toestemming te gaan vragen bij dit ministerie. We werden er allervriendelijkst ontvangen en naar de hoogste baas gebracht die ons ook erg aardig te woord stond. Hij begreep niet goed waarom we de mijnen wilden bezoeken, was een klein beetje argwanend, maar we konden hem toch overtuigen dat het gewoon uit interesse was, niet om diamanten ofzo te gaan kopen. Hij riep iemand bij hem die ons zou gaan begeleiden naar die mijnen toe. We hoefden daar niet eens iets voor te betalen, maar uiteraard hebben we onze begeleider wel betaald. We zouden de volgende ochtend vertrekken, maar kregen ‘s avonds een appje dat dat niet kon, omdat die ochtend eerst iedereen moest mee helpen met de straten schoonmaken. Het was de eerste zaterdag van de maand en zoals in meer Afrikaanse landen is het dan ‘cleaning day’ en moet iedereen helpen met de rotzooi opruimen. Dat lijkt een goed beleid, maar in Gambia heb ik ervaren dat het verkeerd uitwerkt, omdat iedereen nog nonchalanter alles maar dan ook alles op straat flikkert, want een keer in de maand wordt het immers toch weer opgeruimd, dus wat maakt het uit. Tsja, als je de negatieve gevolgen niet uitlegt van rotzooi op straat gooien, helpt het niet als je de mensen verplicht om het een keer in de maand op te ruimen. Mensen hier hebben geen enkele notie waarom je geen troep op straat moet gooien. Iemand vertelde ons dat toen ze aan het schoolhoofd vroeg welke vakken de kinderen kregen, hij haar vertelde, taal, rekenen, milieu (!!) en vervolgens zijn bekertje op straat weggooide. Pfff. Nog een lange weg te gaan. Tijdens zo’n cleaning actie is werkelijk alles gesloten, de plaats is dan volledig uitgestorven, een erg bijzondere gewaarwording in de anders zo drukke en chaotische plaatsen.

Vanwege deze cleaning day, die gelukkig voor ons zich tot de ochtend beperkte, vertrokken we pas om 14:00 uur naar de mijnen. Ach, het was toch maar een 45 minuten rijden naar de mijnen. Uiteraard bleek dat 1,5 uur te zijn. Van tijd hebben ze ook nooit enige notie. 😉 Bovendien moest er toen bij de politiepost van het stadje waar de mijnen waren nog een soort plechtigheid plaatsvinden, want ja, je kan niet zomaar mensen laten passeren, de politieman was tenslotte verantwoordelijk. Waarvoor? Geen idee. Maar hij was echt en heus hoogst verantwoordelijk. Hij vond dan ook dat er iemand van zijn team met ons mee moest. Maar die zou echt niet meer in ons Beerke passen! Onze begeleider zat op ons bankje achterin en daarmee was Beer toch echt wel vol met ook nog al onze spullen, zoals (luie) stoelen en voetenbankjes erin. Met dat argument was onze begeleider heel blij, want hij had overduidelijk problemen met het machogedrag van de politieman. Tenslotte werkte hij, Rogers, bij het ministerie en was hij dus echt wel hoger in rang vond hij. Maar ja, het hele spel moet netjes worden gespeeld, dus heeft Rogers braaf nog drie mensen gebeld, niet een beantwoordde de oproep namelijk, die de politieman aangaf om te bellen om ons te begeleiden. Maar ja, geen ruimte in de auto en niet de telefoon opnemen zorgden ervoor dat er toch niemand van de politiepost meeging. Toen we bij de mijn aankwamen en de mannen ons zagen, ontstond er nogal wat ophef. Ze waren duidelijk niet gewend aan pottenkijkers en vonden het maar niks. We waren blij dat Rogers bij ons was die het een en ander kon uitleggen. Het duurde niet lang of ze vonden het toch wel gezellig dat we kwamen koekeloeren. Er moest zelfs een groepsfoto worden gemaakt.

Tot onze verrassing kwam er nog een ‘bekende’ aan, een man die we in ons hotel hadden gezien. Het bleek een Rus te zijn die de opziener was, de mijn was in Russische handen! Toch is er veel veranderd en gaat niet meer alles, of lang niet alles zelfs, naar het buitenland. Laten we het hopen! De grootste diamant die deze groep mannen had gevonden was 15 karaats. Iedere dag vonden ze wel iets van dertig diamanten, maar natuurlijk ook hele kleintjes. Er waren iets van dertig man aan het werk. Hier werd gegraven met grote kranen.

Zoeken naar diamanten

We zijn ook naar een plek iets verderop gegaan, waar ze meer handmatig te werk gingen en dat in handen van lokalen was. Daar was de ophef over onze komst nog wat groter, want als vrouw werd ik echt niet geacht het terrein te betreden. Dus maar braaf achter het hekje van een afstand alles bekeken. Er kwam nog een vrouw aan die een soort lekkere nougat verkocht. Daar kocht ik een aantal stukken van die ik vervolgens aan de mijnwerkers gaf. Toen was ik natuurlijk opeens hun vriendin en werd het toch nog gezellig, zij het nog steeds van een afstand maar wel met veel gelach. 

Muurschildering bij diamanthandelaar

Een van ‘s werelds grootste diamanten, van 706 karaat, is in 2017 in een nabij gelegen mijn gevonden en verkocht op voor $6,5 miljoen in New York. Het verhaal erachter is net een sprookje: een christelijke geestelijke vond de diamant en schonk die aan de regering om er ontwikkelingsprojecten mee te financieren. Sierra Leone heeft een lange geschiedenis van burgeroorlogen, gefinancierd met ‘bloeddiamanten’ achter de rug, waaraan in 2002 gelukkig een einde kwam. Het was een boeiend bezoek en bovendien reden we door een prachtig groen, heuvelachtig landschap. 

Op 7 april zijn we naar Kono gereden waar we verbleven in het Mountain Lion hotel. Hier onze eerste fikse regenbui meegemaakt. Je kan nergens kamperen in Sierra Leone, behalve dan aan de kust, maar nu waren we ook maar blij dat we niet kampeerden. 

De laatste plaats in Sierra Leone die we hebben aangedaan was Kalaba, waar we zijn verbleven in het waardeloze Stando hotel. Wel nog weer een leuke ontmoeting gehad tijdens ons ‘diner’ (kip met rijst, what else) in restaurant Choice met de serveerster die het reuze gezellig met ons vond (en wij met haar). We hebben erop geproost! In de volgende blog rijden we Guinee weer binnen, op naar de chimpansees en daarna Ivoorkust, met zijn wolkenkrabbers (!!) en bijzondere architectuur. Maar voor nu: cheers!

Comments

  1. Yolande says:

    Hé Frank en Stina, jullie zien er toch wel goed uit. Ondanks de ontberingen met wonden en zo. Take care en veel liefs! Yolande

  2. Yolande says:

    Hé Frank en Stina, jullie zien er toch wel goed uit. Ondanks de ontberingen met wonden en zo. Take care en veel liefs! Yolande
    Ps, begrijp ik nu dat jullie binnenkort weer in NL zijn?

  3. Jan says:

    Weer een blog ! Wat een inzet om ons zo te laten meebeleven , het is als of je er zelf bij bent. En dan heb ik nog niet eens alles gelezen, maar ik vond een snelle reactie toch ook wel verdiend ! Goede reis verder 🚐🚐🚐

  4. Annemarie van der Geer says:

    Wat een avontuurlijk team zijn jullie.
    Wel met veel lef om alle ontberingen zo te trotseren.
    Fijn dat alles weer goed is met Frank en houd jouw knie het nog vol Stina?
    Alle goeds en take care. Groet Annemarie en Kees

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.